alles dat bestaat
Is leven een verzet als het oorlog in je hoofd is? De gedachte duikt op en verdwijnt net zo snel. Mijn tenen hangen in het ijskoude rivierwater. Haar kribben nemen grote gulzige slokken die met eenzelfde snelheid uitgespuugd worden op het natte zand. Zo legt ze kleine kiezels, stukken glas en vale schelpen bloot die schitteren in de zon.
Om dicht bij mezelf te komen, moet ik vooral hier zijn. Waar de zilvermeeuw krijst en de kleine mantelmeeuw hees roept. Waar de visdief jaagt en rode mieren in het droge gras krioelen. Hier is het ruig en rauw. Omringd door opgedroogde koeienvlaaien en prikkeldraad. Het uitzicht op de kerk bovenaan de dijk. Ik heb hier geleefd. Mijn broers en zussen evenzo.
Een spin met lange harige poten baant zich een weg door mijn zwemhanddoek. Hij klimt alsof hij stoffige bergtoppen trotseert. Ik pulk de glazige zandkorrels uit mijn nagels. Hoe was gisteren alles nog zo zeker en vandaag niets? In mij huist een niet te stillen verlangen weer naar bed gebracht te worden zoals vroeger. Terwijl mijn moeder zingt 'Heere houdt ook deze nacht, over mij getrouw de wacht, Amen'. Niemand kondigt de dag aan dat je vanuit de hechte kluwen een vrouw moet worden. Het inpakken van verhuisdozen is niet de aankondiging van het vertrek. Het losmaken begint in je eentje. In het eenzame bed of boven een pan dampende soep. In het ontwaken zonder geroezemoes, het niet klingelen van de bel aan het vervallen, houten hek.
Soms weet ik niet of ik rouw, of simpelweg word overvallen door melancholie. Ook ik heb mijn oude zelf wel eens begraven en mijn eigen condoleances weggewuifd. Het blijkt een onbegonnen zaak. Zonder haar kan ik niet verder. Het meisje dat ik was heeft de vrouw nodig die ik ben.
Mijn leraar vergelijkt me na mijn zoveelste herkansing met een niet te vangen vlinder. Ik ben eerder een larve. Naakt en zoekend. Het is de eeuwig geromantiseerde vlinder waar een vrije ziel mee vergeleken wordt. Terwijl het proces van jezelf worden vaak vies is en stinkt. Je zou haast vergeten dat er motten bestaan die zich al decennia lang genoeg doen aan goedgevulde kledingkasten. Vlooien die huisdieren tergen. Of rivierkreeften die zich als invasieve exoot hebben opgedrongen aan een landschap waar ze niet passen. Ze woelen de bodem om tot de zandgrond al het ooit heldere water vertroebelt en er geen vis meer te zien is.
Pas later leerde ik over onvolledige metamorfose. Het proces dat sprinkhanen en libellen doorlopen.
Gister kroop er een duizendpoot dwars door de woonkamer. In elke stemming andere zou ik vol bewondering toekijken hoe hij als tangodanser over mijn vloer slingert. Nu was dat niet het geval. Hij ontsnapte ternauwernood aan een augurkenpot. Ik zou hem naar buiten gooien, zo vanuit die pot. Gewoon voor het idee. Dat gooien zou ook zijn dood betekenen. Of de bedwelmende restjes azijn uit de pot, die hem een verstikkend einde zou geven. Er zou geen gewetenswroeging ontstaan, zo is de mens. Zo is het dier.
In mijn hersenen woont nu een mierenkolonie. Ik kan me de dag van de sleuteloverdracht niet herinneren. Ze kruipen door de gangen en creëren een hiërarchie die voor hen logisch voelt. Voor mij is het een chaos van vijf verschillende alfa-mannen die op één werkvloer de leiding opeisen. Mijn longen vullen zich soms met teveel lucht die ik dan niet reguleren kan. 'Je ademt weer verkeerd', hoor ik mijn moeder zeggen. Dan trillen mijn handen als het constant tjirpen van zomerkrekels.
Ik hoor de grote mensen zelden over eelt onder voeten, de larve, het krioelen. Het niet te volgen proces van een vlinder die nooit uit had durven vliegen. Die terneergeslagen in een web van verwachtingen gevlogen is en daar een langzame dood sterft.
Het is mijn grootste wens nooit voer te worden voor dit grote web. Ik zal me constant af moeten vragen waarom de Jasmijn pas in de avond ruikt. Wanneer de dag aanbreekt dat we een vleermuis vangen met veren en een vogel met vleren. Ik zou er nooit een antwoord voor willen vinden. In het vragen houdt zich levenslust schuil.
Om dicht bij mezelf te komen, moet ik vooral hier zijn. Waar de zilvermeeuw krijst en de kleine mantelmeeuw hees roept.
